Duurzaamheid en de zin van het (bedrijfs)leven

Vorige week dinsdagmiddag Balkenende gehoord en gezien op het ADG-congres ‘Anders denken, anders doen’.

Mooie man, een duurzame genieter, of een genietende duurzame, aanstekelijk. Balkenende is razend enthousiast over de duurzaamheidsinitiatieven van overheden, NGO’s en ‘de grootbedrijven’ die hij in zijn après premier-leven over de hele wereld ontmoet. Hij gelooft dat “the times, they are a changin”. Dat er nu echt maatschappelijk verantwoord ondernomen gaat worden, dat dat normaal wordt, de norm, dat het nu allemaal serieus op gang komt, na drie decennia hard en ontaard kapitalisme. Alle veranderingen en innovaties die hij bespeurt – en dat zijn er veel – relateert hij aan duurzaamheid. Het kán niet misgaan, volgens Balkenende, alles gaat nu duurzaam worden, zowel environmental als social; profit, natuurlijk, okee, maar bovendien planet en profit. Balkenende sprak over de terugkeer van het besef dat Adam Smith, de grondlegger van de economie, vooraleerst een moral philosopher was die geloofde in vooruitgang, wat iets anders is dan meer macht en meer materiële rijkdom. En die ervan overtuigd was dat er een moraal moet zijn en moet worden gekoesterd en bewaakt om de onzichtbare hand af te houden van ‘a challenge to ethical standards’, van moral hazard. Balkenende haalde ook de Harvard Business-publicatie ‘The Impact of a Corporate Culture of Sustainability on Corporate Behavior and Performance’ van Robert G. Eccles et al. aan, van november 2011, waarin wordt vastgesteld dat duurzame ondernemingen over een langere periode duidelijk beter presteren dan niet-duurzame ondernemingen.
Gelukkig is er met het Eccles-bewijs nu hard economisch bewijs dat we niet louter hard economisch moeten ondernemen.

Ruim twee jaar eerder, in 2009, publiceerde de gerenommeerde Rosabeth Moss Kanter het boek ‘Super Corp. How vanguard companies create innovation, profits, growth, and social good’. Duurzaamheid – hét ingrediënt voor vernieuwing en vooruitgang, voor groei en winst, voor succes, was Moss Kanter’s boodschap. Lyrisch was ze, in haar wat onplezierig lezende stijl, over de werkwijze, kracht en prestaties van ‘haar’ super corps. En wat mooi is: duurzaamheid is niet alleen een instrument voor die succesvolle grote ondernemingen, die succesvolle grote ondernemingen zijn tegelijkertijd een instrument voor duurzaamheid – als zíj er hun schouders onder zetten…
En zo stapelen de business cases voor duurzaamheid zich op; het is nu niet langer welvaart óf duurzaamheid, maar welvaart in of zelfs dankzij duurzaamheid!

Ik heb Super Corp destijds gelezen en was wat verbaasd over het gejubel van de auteur – wat die super corps doen is toch eigenlijk heel gewoon, de basis voor leven en laten leven? Blijkbaar is het heel óngewoon geweest! Zijn we even vergeten geweest wat gewoon is. Was de boodschap van de Club van Rome, over de ‘Limits to Growth’ in 1973, en de introductie van het begrip ‘sustainability’ door de VN in ‘Our Common Future’ in 1987, en de argumentatie van ‘the triple bottom line of people planet profit’ waar John Elkington in 1997 mee kwam, niet genoeg, of niet aangekomen. Sterker nog, in de jaren ’60 werd al gesproken over de nakende Age of Aquarius. ‘Love is all you need’, maar wat resulteerde, was de Age of Greed – de meest hebzuchtige en hedonistische decennia uit ons menselijk bestaan.

De vrijheid die in de jaren ’50, ’60 en ’70 was bevochten, ontaardde vanaf het begin van de jaren ’80 in het dogma van deregulering. Als laissez-faire, een oud economisch adagium maar jonger dan Smith, de norm wordt, dan gaan sommigen helemaal volledig los. Fortune favors the bold, brutalen hebben de halve wereld. Brutalen, dat zijn durfals en doeners. Daar zitten de vooruitgangsdromers tussen en de knutselaars – en ook de wolven; “Homo homini lupus”, de mens is een wolf voor zijn medemens. Maar de natuurwet van de moral hazard leek vergeten en werd dus geen strobreed in de weg gelegd.
Geholpen door vrijheid en door bredere scholing, steeds betere technologie en globalisering, initieerden de brutalen een hernieuwde explosie van de westerse welvaart.
Die welvaart ging met ons op de loop, bijna niemand uitgezonderd, en resulteerde in ‘irrational exuberance’, in losbandigheid en hoogmoed – de favoriete ondeugden van welvaart, zoals Sallustius ons al meer dan 2000 jaar geleden uitlegde. De wereld werd onze speeltuin, de wereld voor ons, van ons – we did as we pleased.
De animal spirits van een andere grote en vaak onvoldoende begrepen econoom, John Maynard Keynes, gingen volledig uit de fles.

En toen, uiteindelijk, weer, kwam hoogmoed voor de val. What goes up, must come down. Sinds de Grote Recessie in 2008-2009 en de economische stagnatie daarna, wordt er door veel denkers, zieners, predikers en volgelingen enthousiast gesteld dat het tijdperk van de duurzame mens, maatschappij en organisaties nu aanbreekt. (Nú wel, het moet wel, het kan gewoonweg niet anders, na al die ontsporingen, vernielingen en resulterende decepties!). Dat niet alleen ‘nature freaks’ en alles-knuffelaars vechten voor groen en sociaal, maar ook steeds meer ‘business people’ en politici en regeringen. Dat er voorlopers (zoals de ‘vanguard companies’) bezig zijn met duurzaamheid, maar ook dat er een ‘majority’ aan het ontstaan is. Dat, bijna 40 jaar na de Club van Rome, én nog een mislukt Kopenhagen 2009, duurzaamheid nu op een groeiend aantal bestuurstafels komt te liggen. Dat er steeds meer aan profit én people en planet wordt gedacht en gewerkt. Dat de moral hazard, hebzucht, losbandigheid en hoogmoed van de afgelopen 30 jaar nu oplossen en vervliegen.
Er wordt gezegd dat het managen met het hoofd (en met de buik) plaats maakt voor het leiden met het hart.

Ik denk dat de meeste mensen eigenlijk, vooral onbewust, best duurzaam zijn of zouden zijn geweest. Dat de meeste mensen in ieder geval niet persé on-duurzaam willen zijn en doen. De meeste mensen zijn kuddedieren – de niet-brutalen, die niet zelf kiezen, maar worden opgedreven door hun omgeving en hun tijd, door de brutalen en door elkaar, door hun angsten, hun onwetendheid en hun onvermogen.

Nu – weer, of eindelijk – duurzaam denken en doen, dat is zo makkelijk nog niet. Als je gericht bent geweest op hebben & hard leven, op hier & nu & veel, of op behouden & veiligheid & formaliseren, dan is het heel moeilijk om ‘ineens’ duurzaam te doen, ánders te doen. Zoals de schorpioen die, na de nodige overtuiging, door de kikker naar de overkant van de rivier wordt gebracht – en hem dan toch, ondanks zijn belofte én zijn eigen belang, halverwege steekt – gewoon, omdat dat zijn aard is.
Duurzaam denken en doen, sociaal en groen, gericht op of tenminste rekening houdend met people and planet, is niks minder dan een heel intense mindset, een integrale manier van denken en bewust én onbewust doen – leven vanuit respect, behulpzaamheid en rentmeesterschap, inclusive en engaging, empowering, holistisch en systemisch en met een lange termijn oriëntatie, lerend van het verleden en gericht op een betere toekomst voor alles en iedereen; verspilling vermijdend, vooruitgang nastrevend en gelovend in de mogelijkheden.
Duurzaamheid lijkt niets minder dan de heilige graal, het antwoord op de vraag “Wat is de zin van het leven?”.

Kunnen we dat dan wel, zijn we nu, deze keer, wél in staat en bereid tot duurzaamheid? Ik ben blij met het Eccles-bewijs en het Moss Kanter-bewijs. En ik onderschrijf graag en volmondig het gedachtegoed van Matt Ridley en van Carol Dweck, ik bén een Rational Optimist, met een Growth mindset. Het komt goed, natúúrlijk gaan we het redden!
Absoluut!
Maar de geschiedenis leert ons dat het niet vanzelfsprekend is, dat het niet gemakkelijk wordt.
Velen van ons moeten eerst nog de aangeleerde on-duurzaamheid van zich afschudden, voordat we echt in de nieuwe huid van duurzaamheid kunnen kruipen. Daar is om te beginnen inspirerend leiderschap voor nodig, en een de familiecultuur die Quinn en Cameron aan het eind van de 20e eeuw ‘ontdekten’. En tijd en doorzettingsvermogen.
We moeten nog door de donkere fase van de emotiecyclus, de fase van ontkennen en bagatelliseren van ‘het aflopen’, van angst voor, woede over en verzet tegen ‘het verlies’, van wanhoop en lethargie; waar de wal het schip moet en zal keren, wat echt niet lachen is, voordat we echt verder kunnen. En dan afscheid nemen, ‘het oude’ afleren en ‘het nieuwe’ aanleren. De goeien onder de brutalen de ruimte geven en de wolven kooien, ‘de kudde’ voorgaan, haar betrekken en uitdagen, en haar vertrouwen en vaardigheden laten groeien. Ontdekken, uitproberen en verder gaan. Gaan voor het goede van nu en het betere van het nieuwe, zoals een spreker op het congres zo mooi zei. Voor vooruitgang.

Voor succes in duurzaamheid – de zin van het (bedrijfs)leven.

Er zijn nog geen reacties op "Duurzaamheid en de zin van het (bedrijfs)leven"